Al miljoenen jaren produceren planten hun zaden en ze weten wat ze doen. Toch bevatten onze huidige gewassen een behoorlijke dosis menselijke interventie. Zo heeft de tomaat uit jouw tuin al een rijke voorgeschiedenis en ook het spruitje bij de groenteman is niet meer het spruitje van vroeger. Aan de rassen die binnen onze tuinen en op onze akkers passen en die voldoen aan onze smaakeisen is een gespecialiseerd, kennisintensief en tijdrovend proces voorafgegaan.
Veel zaden worden door grote zaadhuizen veredeld op uniforme rijping, lange houdbaarheid, efficiëntie, smaak en een perfect uiterlijk. Kenmerken waar vraag naar is vanuit opbrengst en omzet perspectief. En natuurlijk zien zaadleveranciers hun klanten ook liefst jaarlijks terugkeren. Er komen zaden op de markt die niet gereproduceerd kunnen of mogen worden, maar steeds weer opnieuw gekocht moeten worden.
Biodiversiteit
Het aantal beschikbare rassen neemt snel af. Telde Nederland 70 jaar geleden bijvoorbeeld nog zo’n 350 tarwerassen, nu zijn er nog 121, voornamelijk in collecties van genenbanken en zijn er 4 soorten in de handel verkrijgbaar. Elk ras dat verloren gaat, betekent een verschraling van de genetische variëteit in onze voedselgewassen, en uiteindelijk ook het aanpassingsvermogen aan stresssituaties zoals ziekten en klimaatverandering. Veel rassen die door zelfstandige tuiniers en boeren van oudsher vermeerderd en in stand werden gehouden, zijn niet meer op de markt verkrijgbaar; sommige zijn zelfs verdwenen. Toch is juist die zelfstandige vermeerdering en kennis van belang: die leveren rassen die perfect voor een bepaalde streek zijn, door hun diversiteit robuust en resistent zijn en, onafhankelijk van partijen met vooral commerciële belangen, vermeerderd kunnen worden. Zaadwinning en kennis over zaden bevordert de diversiteit dus, doordat een veelheid van rassen behouden blijft.
Voedselsoevereiniteit
Er kan op zaad kwekersrecht rusten. Als je als zaadhuis een ras zelf hebt ‘uitgevonden’, kan een andere partij niet datzelfde zaad met exact die eigenschappen nakweken. Vanuit onderling concurrentie oogpunt is daar misschien wel wat voor te zeggen, maar lobbyisten van zaadwetten koersen echter steeds meer aan op verdergaande uniformiteit en registratie. Dit stelt grote ondernemingen en de industriële landbouw steeds meer in staat stelt controle uit te oefenen. Biotechnologische rassen laten zich makkelijker registreren dan rassen van oudsher. Moeder natuur heeft nog nooit iets gepatenteerd. En biodiversiteit staat lijnrecht tegenover uniformiteit.
Controle over zaden is een belangrijke commerciële sleutel, maar ook een belangrijk sleutel tot controle over onze voedselvoorziening. De professionele landbouw in grote mate afhankelijk geworden van deze commerciële zaadindustrie. Een landbouwer koopt uniforme zaden met grote oogstgarantie van smaak, vorm en houdbaarheid. Dat garandeert dat grote afzetorganisaties graag inkopen. Maar zaden winnen of zaden kruisen is dan niet vaak toegestaan, ook niet als je als boer het hoofd niet boven water kunt houden, ook niet als je honger hebt, ook niet als je eigen velden per ongeluk besmet raken. In haar boek Wie de wereld nu echt voedt beschrijft Vandana Shiva wat besmet zaad is en de gevolgen die het kan hebben. Het ligt in de aard van zaad om zich voort te planten. Als gepatenteerd zaad zich mengt met andere gewassen, raakt dat gewas ‘besmet’. Het draagt immers genmateriaal van het gepatenteerde zaad.
Hoe zit het dan met rassenveredeling
Veel van de groenten die we nu kennen vinden hun oorsprong in wilde planten. Door de tijd heen werden ze steeds meer gedomesticeerd en verbeterd in hun meest gewaardeerde eigenschappen, zoals sappige blaadjes en zoete vruchten. Dit gebeurde door natuurlijke en eigenhandige selectie. Vanaf ongeveer 1900 werd deze rasveredeling meer en meer specialistisch en gingen gespecialiseerde zaadbedrijven en zelfs laboratoria een steeds belangrijker rol spelen. Na de groene revolutie ging biotechnologie een steeds grotere rol spelen.
In de biologische voedselproductie en zaadteelt wordt deels met andere rassen gewerkt dan in de gangbare teelten, bijvoorbeeld rassen die beter groeien met organische bemesting en rassen met een grotere weerstand tegen ziekten en plagen. Zo’n 5%, van veredelingsprogramma’s van de zaadbedrijven wordt besteed aan specifiek biologische rassen.
Zaadvaste rassen, F1-hybrides en gentech
Er bestaan verschillende technieken om rassen te veredelen. De eenvoudigste is om de natuur het werk te laten doen, en de bestuiving aan de wind of de insecten over te laten. In de praktijk gebeurt dit echter nauwelijks in de rassenveredeling, maar wel in de zaadvermeerdering. Dan ontstaat zogenaamd zaadvast zaadgoed, heel geschikt om in je moestuin te vermeerderen.
Het andere uiterste van rassenveredeling is genetische manipulatie. Een biotechnologische methode waarbij, in een laboratorium, genetisch materiaal van het ene organisme, rechtstreeks in het DNA van het andere organisme wordt gebracht. Ook als die twee organismen van nature niet met elkaar zouden kunnen kruisen. Gentechzaden worden vaak gepatenteerd. In de biologische landbouw mogen ze niet worden gebruikt en voor moestuiniers zijn er geen gentechzaden in de handel.
Tussen deze twee uitersten ligt nog een breed middenveld, zoals F1-hybridisatie, waar twee ouderlijnen met elkaar gekruist worden die dat van nature ook zouden kunnen doen.
Bestuiving
Behalve de wind doen bestuivende insecten het meeste werk bij de bestuiving. Ze staan echter onder grote druk door gangbare landbouwpraktijken, met name door monoculturen, intensieve grondbewerking en chemische middelengebruik. Insecten zijn dus vitaal voor onze voedselvoorziening. De alarmbel voor hun sterke terugloop in soorten en populatie wordt weliswaar geluid, maar het tij moet nog gekeerd worden. Gewassen zijn afhankelijk van insecten en insecten zijn afhankelijk van gezond groen. Zo simpel is het. Landbouwgif, gentechgewassen, verharde stedelijke omgeving, monoculturen en insectenfobie – volgens mij moeten ze allemaal op het undo-lijstje komen.